Organisatie
- Vier kleine doeltjes, met daar elk een ander kleur hesje in (of maak een doeltje van een kleur dopjes)
- Naast elk doeltje staat een speler met een bal
- Eén speler (speler 5) staat in het midden van het speelveld met vier verschillende gekleurde pylonen om hem heen.
- De trainer roept een kleur, die pylon tikt speler 5 aan. Vervolgens roept de trainer een nummer, die speelt de bal in. De trainer noemt tenslotte de kleur van een hesje in het doel, daar scoort hij.

Coaching
- Goed over de schouder kijken
- Om de speler in het midden te helpen van wie hij de bal krijgt, kan de speler die bal gaat spelen nog roepen

Bijzonderheden
• Rogier Veenstra: “Het klinkt eenvoudig, maar spelers moeten op deze manier snel nadenken, weten wat er om hen heen speelt, want elke actie is anders”