Organisatie
• Er wordt een oefenvorm gespeeld waarin 1 tegen 1 en 2 tegen 2 met elkaar worden gecombineerd. Beide teams kunnen scoren op de twee kleine doeltjes
• Lengte: 30-40 m, breedte: 15-20 m
• De gele speler start vanaf zijn eigen doeltje met dribbelen
• De blauwe speler rond de middenlijn mag dan proberen de bal af te pakken
• De gele speler aan de overzijde van het veld begint met vrijlopen, de blauwe speler verdedigt hem
Coaching
• Tijdens het dribbelen over de bal heen kijken en contact maken met vrijlopende medespeler
• Explosieve vooractie maken tijdens het vrijlopen: naar de bal toe, of van de bal af
• Inspelen op het verste been, zodat de ontvangende speler in één keer door kan richting het doel
• Meteen aansluiten als de voorwaartse pass gespeeld wordt
• Kijk regelmatig over je schouder als ontvangende speler: weet waar je tegenstander is
Variatie
- Methodische stap: werken met grotere spelersaantallen, meer ontvangende spelers: bijvoorbeeld 3 tegen 3 of 4 tegen 4